Sla de voorpagina over. Negeer de rel van de dag. Weersta de verleiding van dramatische dilemma’s. Het spektakel ontneemt namelijk het zicht op wezenlijke maatschappelijke kwesties. De maatschappelijke ophef richt zich meestal op marginale schandalen met een grote symbolische waarde. Het debat wordt zo politieke ruis die de maatschappelijke muziek overstemt. Het is alsof je naar een radio luistert met beroerde ontvangst. Je krijgt wel hoofdpijn van het lawaai, maar hoort niks relevants.

Geert Wilders is de koning van de politieke ruis. Hij is de dompteur van het afleidingscircus. Hij weet als geen ander wezenlijke kwesties om te vormen tot irrelevante relletjes. Hij richt zich altijd liever op een symbolische kwestie dan op het onderliggende probleem. Als het om Europa gaat mijmert hij liever over een terugkeer naar de gulden, dan dat hij nadenkt over kwakkelende banken die alleen met goedkoop krediet overeind gehouden worden. Hij provoceert liever met een meldpunt voor Oost-Europeanen dan dat hij stelling neemt tegen uitbuiting op de onderkant van de arbeidsmarkt. Als het om integratie gaat, praat hij liever over het boerkaverbod dan over segregatie in het onderwijs. Hij eist op hoge toon maatregelen die geen enkel maatschappelijk probleem oplossen, zoals de afschaffing van de dubbele nationaliteit of de invoering van minimumstraffen.

Maar helaas is Wilders geen uitzondering. Hij is alleen een uitvergroting van een veel fundamenteler probleem. Dat probleem is onze collectieve voorkeur voor spektakel boven substantie. Laat ik een paar voorbeelden noemen. Euthanasie is een onderwerp dat de gemoederen gemakkelijk in beweging brengt. Het gaat over leven en dood. Het spreekt zo tot de verbeelding dat we bijna vergeten dat euthanasie relatief zeldzaam is. Volgens Rob Bruntink en Katja Meertens is bij 2 % van de sterfgevallen sprake van euthanasie ( Volkskrant 7 maart 2012). Het gros overlijdt na een kort of lang ziekbed. Maar dat wil niet zeggen dat deze patiënten een natuurlijke dood sterven. Ze krijgen namelijk wel pijnbestrijding die het einde naderbij brengt. Het euthanasiedebat miskent deze praktijk. De suggestie is dat sterven draait om één dramatische beslissing op één moment, maar in de praktijk draait het om veel kleine beslissingen. Er is een glijdende schaal waarbij pijnbestrijding langzaam overgaat in sterfversnelling. Die praktijk levert eigen dilemma’s op. Wie staat garant voor de zorgvuldigheid van al die kleine beslissingen voor een snellere dood? Maar in het publieke debat steggelen we liever over die ene dramatische beslissing die euthanasie heet.

Of neem het ontslagrecht. Al jaren wordt daarover gedebatteerd. Voorstanders van versoepeling van het ontslagrecht stellen dat werkgevers door de ontslagbescherming geen nieuwe werknemers durven aan te nemen. Tegenstanders zetten hun hakken in het zand. Ze willen hun oude verworvenheden niet kwijt. Het is een debat dat zich loszingt van de werkelijkheid. Onlangs maakte het UWV bekend dat het aantal mensen dat bij een nieuwe baan meteen een vast contract kreeg is gedaald met 97 %. Ja u leest het goed. Met 97 %. Van 83.000 mensen naar 2.000. Dat is dramatisch. Mensen met een vast contract ruilen dat niet snel in voor een baan met een tijdelijk contract. Het betekent dus dat vorig jaar mensen met een vast contract bleven zitten waar ze zaten. Terwijl een zekere doorstroming zowel voor de economie als voor de betrokkenen verfrissend en profijtelijk is.

De ontembare groei van het tijdelijke contract gaat ook nog eens gepaard met een daling van het aantal mensen dat via een tijdelijk contract een vast contract krijgt. Zo ontstaat een groot nomadisch flexwerkleger dat van klus naar klus zwerft. In de bouw daalde het aantal vaste banen met 4.000 terwijl het aantal tijdelijke banen met 12.000 steeg. Scholing krijgen deze flexwerkers niet, want geen enkele werkgever wil geld steken in een werknemer die volgend jaar of volgende maand alweer weg is. Voeg daar nog de opmars bij van de zelfstandigen zonder personeel. Zonder nieuwe wetgeving is de arbeidsmarkt op zijn kop gezet. Wie zich daar geen rekenschap van geeft, produceert politieke ruis, gekrakeel zonder relevantie.

Van politici verwacht ik dat ze een onderscheid kunnen maken tussen ruis en muziek, tussen spektakel en substantie. Maar wiens schuld is het als ze daar niet in slagen? Is dat het loon van hun kortzichtigheid of van de onze? Wij zijn immers gretige afnemers van het spektakel. Een politicus die de politieke ruis uitfiltert en de rel van de dag negeert zet zich al snel buitenspel. Zo creëren we gezamenlijk een wereld waarin politici vooral aanzien verwerven door zich over onzin te buigen.

Politieke ruis
Getagd op: