Mijn idool is dood. Anil Ramdas is overleden. Eind jaren tachtig was Anil mijn grote voorbeeld. Ik wilde leren kijken zoals hij keek. Ik wilde schrijven zoals hij schreef. In 1991 ontmoette ik hem voor het eerst. Hij had toen net in een lofzang op Stuart Hall, de aartsvader van Cultural Studies, geschreven: “Ik wou dat ik Stuart Hall was”. Bij mijn eerste ontmoeting parafraseerde ik die zin. “Ik wou dat ik Anil Ramdas was.” Ik werkte destijds voor Studium Generale in Maastricht en had Anil uitgenodigd voor een lezing over islamkritiek. Anil had gemerkt dat hij werd bejubeld als hij kritiek gaf op zijn eigen Surinaamse gemeenschap, maar werd verguisd als hij zijn pijlen richtte op de islam. Nestbevuilers worden omarmd, maar waag het niet om andermans nest te bevuilen. Tegenwoordig wordt vaak beweerd dat vroeger niemand kritiek durfde te geven op de multiculturele samenleving. Anil was het levende bewijs dat hier sprake is van geschiedvervalsing.
Later ben ik intensief met Anil gaan samenwerken. Hij presenteerde met Stephan Sanders het programma Het Blauwe Licht. Ik deed de redactie. Aan de hand van alledaagse tv-fragmenten werd de wereld besproken. Anil en Stephan hebben mij leren kijken. Ze hebben mij leren schrijven. Maar bovenal hebben ze me bravoure bijgebracht. Op een gegeven moment werd ik gevraagd voor de redactie van De Groene Amsterdammer. Anil wilde per se niet dat ik vertrok. Hij grapte dat hij voorstander was van de slavernij en dat hij mij wilde kopen om me nooit meer van de hand te doen. “Je moet gewoon zeggen dat je geen redacteur wil worden, maar columnist.” Ik vond dat een onbeschaamd advies. Maar met van Anil geleende moed heb ik zijn advies opgevolgd en werd ik columnist.
Bravour had Anil in overmaat. Bravour voor grote plannen (het correspondentschap nieuwe inhoud geven), grote polemieken (over de wegkijkende blanke intellectueel) en grote mislukkingen (zoals zijn directeurschap van De Balie). Maar het meest hield ik van zijn subtiele teksten. In zijn Socrates-lezing keert hij zich tegen zowel het verketteren als het verheerlijken van de Ander. Hij stelt dat alleen vriendschap de multiculturele samenleving kan redden. Wie vrienden heeft met een andere culturele achtergrond, huivert bij gemakzuchtige generalisaties. Vriendschappen floreren bij ongelijksoortigheid. Het is saai om hetzelfde te zijn. Wie zulke vriendschappen heeft, leert zich te vereenzelvigen met een ander, zonder in de valkuil te trappen om te denken dat die ander eigenlijk hetzelfde is. Vergeet dat ik anders ben, vergeet nooit dat ik anders ben.
Mijn vriendschap met Anil heeft mijn visie op de multiculturele samenleving gevormd. Voor Anil was racisme een gebrek aan beleefdheid. Het is onmogelijk om al je vooroordelen van je af te spoelen. Je moet alleen wel de beleefdheid opbrengen om er niet naar te handelen. Kom vandaag de dag nog eens om zoveel subtiliteit. Anil besefte dat er altijd een spanning is tussen beleefdheid en eerlijkheid. Maar in het huidige publieke debat is eerlijkheid een excuus om onbeleefd te zijn, om onbelemmerd te kwetsen. Denk maar aan het meldpunt van de PVV. Het signaleren van misstanden vormt een alibi om te stigmatiseren. Het doel is niet om vreemdelingen uit te nodigen mee te doen, maar om het verschil vast te leggen en voelbaar te maken. Zo worden mensen tot tweederangs burgers gemaakt.
Tegen zoveel onbeschaafdheid schiet een subtiel verweer tekort. Over die onmacht gaat zijn autobiografische boek Badal. Badal is een ideeënroman. Anil beschrijft een kosmopoliet, Badal, die langzaam verandert in een vijanddenker. Een boze man die even makkelijk stigmatiseert als zijn racistische tegenstanders. Zoals Wilders van leer trekt tegen moslims en Polen, zo tiert Badal over white trash. In zekere zin illustreert Anil met zijn roman het gelijk van zijn Socrateslezing. Alleen vriendschappen kunnen de multiculturele samenleving redden. Want Badal houdt in het boek geen vrienden meer over. Hoe minder vrienden hij heeft, hoe grimmiger zijn wereldbeeld. Uiteindelijk kan Badal alleen de drank nog als vriend velen.
De ironie is dat Anil als geen ander het belang van vriendschappen kon beschrijven, maar veel moeite had met vriendschappen van vlees en bloed. Als vriend heb ik mij vaak onmachtig en verloren gevoeld. Tegen het einde liet hij zich niet meer in zijn ziel kijken. Hij wist donders goed wat zijn vrienden daar vermoedden en dus hield hij zijn vrienden op afstand. Mijn idool had gelijk, vriendschappen zijn de redding voor de wereld, maar mijn vriend durfde niet meer naar zijn eigen gelijk te leven. Het is ongehoord en onbestaanbaar. De grootste pleitbezorger van de wellevendheid is dood.