Politiek is niet de kunst van het mogelijke, maar de kunst om mogelijk te maken wat onmogelijk lijkt. Vier weken geleden deed Alexander Pechtold bij Pauw en Witteman (28-3-2012) uit de doeken wat hij van plan was te doen als het kabinet er in het Catshuis niet uitkwam. Het was de dag dat de Rijksvoorlichtingsdienst had gemeld dat de onderhandelingen in een moeilijke fase zaten. Wie het fragment terugkijkt, staat paf. Pechtold schetst daar precies wat er de afgelopen week is gebeurd. Nieuwe verkiezingen en in afwachting daarvan neemt de Tweede Kamer het initiatief voor een akkoord over bezuinigingen met als onderdelen: het schrappen van de bezuinigingen op het persoonsgebonden budget, het passend onderwijs, de griffierechten, aanpak van de hypotheekrenteaftrek en versoepeling van het ontslagrecht. Zelden heeft iemand een politicus zo op alle fronten zijn zin gekregen als Pechtold de afgelopen week.
Pechtold werd geholpen door de extreem zwakke onderhandelingspositie van de VVD en het CDA. Na de totale mislukking van de samenwerking met de PVV konden die partijen niks anders doen dan hopen en bidden dat de oppositie ze uit de brand wilde helpen. Maar zonder GroenLinks en de ChristenUnie had Pechtold niks kunnen uitrichten. Het geheim van het succes van de vijf partijen die het akkoord hebben gesloten is dat zij bereid waren tot het sluiten van een constructief compromis. Politiek is een kwestie van geven en nemen. De afgelopen jaren hebben echter defensieve compromissen de toon gezet. Bij zo’n defensief compromis is het belangrijker om een ongewenst plan van een ander tegen te houden, dan om een eigen wens te realiseren. Maar twee keer nee is niks. Het eindresultaat is dan verlamming. Bij het akkoord van afgelopen week is met die praktijk gebroken. De partijen hebben elkaar hun overwinningen gegund. CDA en ChristenUnie hebben zich kunnen etaleren als partijen die hun verantwoordelijkheid nemen. De VVD heeft veilig gesteld dat het begrotingstekort in 2013 beneden de 3 % komt. D66 heeft een beperking van de hypotheekrenteaftrek en een versoepeling van het ontslagrecht binnen gehaald en Groenlinks kan pronken met een vergroening van de belasting.
Zo’n constructief compromis kan je alleen sluiten als je de eigen prioriteiten op orde hebt. Je moet weten wat je zo graag binnen wil halen dat je bereid bent om er de rest voor te slikken. Het manco van Diederik Samsom is dat hij zijn prioriteiten niet op een rijtje heeft. Hij redeneerde in termen van het defensieve compromis. Hij wilde plannen van anderen tegenhouden. Geen versnelde verhoging van de AOW-leeftijd, geen bezuiniging op de salarissen van politieagenten. Maar wat was nou het belangrijkste dat hij zelf wilde bereiken? Hij had ook de kans kunnen aangrijpen om iets binnen te halen wat schier onmogelijk lijkt. De verplichting van bedrijven om een bepaald quotum arbeidsgehandicapten in dienst te nemen of een betere bescherming van flexwerkers bijvoorbeeld. Of het terugdraaien van de concurrentie tussen ziektekostenverzekeringen en het in dienst nemen van medisch specialisten. Als hij wist wat hij het allerbelangrijkste vindt, had hij dat als wisselgeld kunnen vragen voor zijn steun. Maar ik vrees dat hij niet weet wat hij het allerbelangrijkste vindt.
Een constructief compromis is geen garantie voor goede besluiten. Er valt veel af te dingen op het huidige akkoord. Neem de aanpak van de hypotheekrenteaftrek. In het akkoord is afgesproken dat oude gevallen ongemoeid worden gelaten. Het betekent dat mensen die een huis hebben gekocht met een aflossingsvrije hypotheek gewoon alle rente mogen blijven aftrekken, terwijl starters op de woningmarkt gedwongen aflossen. Dat is oneerlijk en desastreus voor de dynamiek op de woningmarkt. Het zet een rem op verhuizen. Het effect van de verlaging van de overdrachtsbelasting wordt zo direct ongedaan gemaakt. De 1,2 miljard die zo’n verlaging kost is dus weggegooid geld. De overwinning van Pechtold is zo meer symbolisch dan substantieel.
Toch ben ik enthousiast over het akkoord. Dit is hoe in mijn ogen politiek moet worden bedreven. Mijn hoop is dat dit constructieve compromis geen eenmalige uitzondering blijkt, maar de nieuwe praktijk wordt. Het betekent wel dat partijen op een andere manier op verkiezingscampagne moeten. Geen ononderhandelbare beloften. Niet louter van leer trekken tegen plannen van anderen. En duidelijk maken wat voor jou zo belangrijk is dat je bereid bent er andere wensen voor op te geven. Vooral die laatste vraag moet eindeloos aan elke lijsttrekker worden gesteld. Zo’n campagne lijkt ondenkbaar. Maar dat is geen excuus er niet naar te streven. Politiek is immers de kunst om mogelijk te maken wat onmogelijk lijkt.