Een wethouder die zich niet aan de wet houdt, dat klinkt buitenissig. Als een wethouder zich al niet aan de wet houdt, waarom zouden burgers dat dan wel doen? Toch heeft wethouder Lodewijk Asscher van Amsterdam het voornemen om iets onwettigs te doen. Op initiatief van Fenna Ulichki (GroenLinks) heeft de Amsterdamse gemeenteraad afgelopen week besloten om stages te bieden aan jongeren zonder verblijfsvergunning. Dat mag niet. Voor Sylvain Ephimenco, de columnist van Trouw die grote woorden nooit schuwt, is dat ‘nog geen coup, maar wel een poging tot bestuurlijke ontwrichting’. Hij vindt het een aanslag op de rechtsstaat. Ik noem het liever bestuurlijke ongehoorzaamheid. Dat is een variant op burgerlijke ongehoorzaamheid.
Burgerlijke ongehoorzaamheid is het overtreden van de wet met een politiek motief. Niet elke overtreding van de wet met een politiek motief valt onder de burgerlijke ongehoorzaamheid. Volgens de socioloog Kees Schuyt is burgerlijke ongehoorzaamheid alleen legitiem als het aan een aantal strikte voorwaarden voldoet. Zo moet het protest gewetensvol zijn, in alle openbaarheid geschieden en moet de overtreder accepteren dat hij wordt gestraft voor zijn overtreding. Burgerlijke ongehoorzaamheid is dan ook geen verwerping van de rechtsstaat. Het is een ultiem protest tegen een onrechtvaardige wet, waarbij de overtreder zich beroept op een principe van een hogere orde dan de wet.
De bestuurlijke ongehoorzaamheid van Asscher voldoet aan de voorwaarden die Schuyt stelt aan burgerlijke ongehoorzaamheid. Het gebeurt in alle openheid. De gemeente is bereid om de straf te ondergaan. En Asscher beroept zich op een recht dat door de wet geschonden wordt: het recht op onderwijs voor deze jongeren. Ook jongeren zonder verblijfsvergunning hebben namelijk recht op onderwijs. Als ze voor hun 18 aan een opleiding beginnen mogen ze die opleiding ook afmaken. Maar ze mogen geen stage lopen. Voor een stage heb je namelijk een werkvergunning nodig en die krijgen kinderen zonder verblijfsvergunning niet. Dat hoeven trouwens geen illegale kinderen te zijn. In het programma De Ombudsman van de VARA waarin we veelvuldig aandacht hebben besteed aan deze kwestie, kwamen we op voor Kelvin. Hij zit in de procedure voor een verblijfsvergunning op medische gronden. Hij is dus niet illegaal, maar hij heeft geen verblijfsvergunning. Hij mag dus geen stage lopen. En zonder stage geen diploma. Het recht op onderwijs is voor hem en vele andere jongeren zonder verblijfsvergunning dus een wassen neus.
De meerderheid van de Tweede Kamer wil dat deze jongeren hun opleiding wel kunnen afmaken en stage kunnen lopen. In december 2010 heeft minister van Onderwijs Marja van Bijsterveldt al beloofd het probleem op te lossen. Maar ze is door haar collega van Sociale Zaken, Henk Kamp, teruggefloten. Kamp heeft in een brief aan de gemeente Amsterdam zware sancties aangekondigd. Bij herhaling van de overtreding dreigt hij zelfs met ‘stillegging van de rechtspersoon’. Is het echt zijn bedoeling om de hoofdstad te sluiten?
De makkelijkste manier om de tegenstrijdigheid tussen het recht op onderwijs en het verbod op stages weg te nemen is het schrappen van de verplichting van een werkvergunning voor stages. Dat past ook in het streven van het kabinet naar administratieve lastenverlichting. Want welk maatschappelijk doel wordt gediend met de administratieve rompslomp rond de stages? Maar ook als Kamp dat niet wil zijn er mogelijkheden voor een pragmatische oplossing. De Raad van State heeft afgelopen week een boete vernietigd die was opgelegd voor een co-schap van een Iraanse student die tandheelkunde studeert. Die uitspraak vormt een prima basis voor een pragmatische oplossing. Als de stage onderdeel uitmaakt van het onderwijs, de stagiair niet krijgt betaald en de werkzaamheden van de student niet een vervanging zijn van bestaand werk, dan moet de stage worden gezien als onderwijs en niet als werk en is een werkvergunning dus niet nodig.
Maar minister Kamp is helemaal niet geïnteresseerd in een pragmatische oplossing. Als ideologische verblinding, pragmatische oplossingen in de weg staan, als een minister maling heeft aan de wens van de meerderheid van de Tweede Kamer, als rechten van kinderen worden uitgehold, dan is bestuurlijke ongehoorzaamheid op zijn plaats. Het is een poging om van het recht op onderwijs een volwaardig recht te maken. Dat is dan geen aantasting van de rechtstaat, maar een versterking van de rechtsstaat. Maar nog beter is het als die bestuurlijke ongehoorzaamheid niet nodig is omdat de Tweede Kamer Kamp dwingt om te doen wat Van Bijsterveldt al in 2010 heeft beloofd. Los het op. Dan kan de wethouder zich gewoon aan de wet houden.